Een vergeten deelnemer aan het driehoeksgevecht Nederlands, Afrikaans en Engels, begin twintigste eeuw: CJ van Rijn

A forgotten participant in the triangular battle between Dutch, Afrikaans and English, early 20th Century: CJ van Rijn

Authors

  • GJ (Gerrit) Schutte Vrije Universiteit Amsterdam

Keywords:

Zuid-Afrika, identiteit en moedertaalrecht, cultuurimperialisme, taalideologie, taalcontinuiteit Afrikaans-Nederlands, taalonderwijs, vereenvoudigde spelling van het Nederlands, onderwijsmateriaal, historiografische vergetelheid, CJ van Rijn

Abstract

Het Engels was na mei 1902 in heel Zuid-Afrika de taal van de overheid. Maar een groot deel van de (blanke) bevolking sprak en schreef Nederlands, en sprak (evenals de zgn. Kaapse Kleurlingen) informeel Afrikaans. De politiek belangrijke taalkwestie verdeelde het onderwijs in voor en tegenstanders van vrij en openbaar onderwijs, van Engels, Nederlands of Afrikaans als medium. In die context vervulde CJ van Rijn (1863-1944) – een Nederlandse onderwijzer, door dr. Mansvelt aangetrokken voor het Transvaalse onderwijs (1898), vanaf 1901 werkzaam in Kaapstad – als onderwijzer, schrijver en uitgever van onderwijsmateriaal en taalkundige een niet onbelangrijke zij omstreden rol. Als propagandist van de Nederlandse taal, na 1905 in vereenvoudigde spelling, en tenslotte van het Afrikaans, dat volgens hem overigens zuiver Nederlands en geen Maleis-Portugees kombuistaal was. Hoe zijn werk en opvattingen ook vergeten zijn, hij is deel van een bredere geschiedenis van taalvorming en politiek-cultureel ontwikkeling en verdient dus een plaatsje in een geschiedschrijving die zich tot taak heeft recht te doen aan de mensen van toen. En dus bestudering van de briefwisseling en uitgaven van de vergeten Van Rijn.

Van Rijn is geboren in een streng Rooms-katholiek boerengezin op Bleiswijk, bij Rotterdam. Zijn jeugd was moeizaam: hij stotterde, voelde zich afgewezen en zijn huwelijk was niet gelukkig. Als onderwijzer ontwikkelde hij zich goed, haalde akten voor alle moderne talen en werd hoofd van een dorpsschool. Zijn kritiek op de Rooms-katholieke kerk en clerus bracht hem echter ermee in confl ict en werd in 1898 ontslagen als schoolhoofd; een rechtzaak weerlegde later alle valse beschuldigingen. Het betekende, dat hij de Rooms katholieke kerk verliet, catechisatie volgde bij de Hervormde predikant van Arnhem en belijdenis afl egde. Het betekende ook een breuk met zijn vrouw en kinderen. Via het Studiefonds ten behoeve van het Hollandsch Onderwijs in Zuid-Afrika emigreerde hij in december 1898 naar Transvaal, waar Superintendent van Onderwijs dr. N Mansvelt Nederlandse orthodoxe protestantse onderwijzers aantrok.

Deze achtergrond is niet alleen biografisch belangrijk, maar vormt ook de voedingsbodem voor Van Rijns intense toewijding aan het idee van spirituele en culturele vrijheid. In Transvaal, zo wist Van Rijn, zou hij vrij zijn om zijn geloof en beroep te belijden zonder onderdrukking. In Wonderfontein vond hij rust, maar de Boerenoorlog bracht hem in 1901 naar Kaapstad. De Engelse overheersing bracht Van Rijn opnieuw in confl ictgebied. Zijn werk als leraar werd ondermijnd door Engelse en pro-Britse autoriteiten; hij verloor zijn baan, zijn huis, zelfs zijn boeken – maar niet zijn drang om te schrijven en les te geven. Vanaf 1906 begon Van Rijn aan een indrukwekkend uitgeefproject. Hij publiceerde leesboeken, grammatica’s, woordenboeken en geschriften, die hun weg vonden naar scholen en volwassenen, vaak zelf gefinancierd of op de markt gebracht. Hij was een groot voorstander van de vereenvoudigde Kollewijn-spelling en streeft ernaar Nederlands te lezen (via de klankmethode) en aantrekkelijk te maken voor Zuid-Afrikaanse gebruikers – een reactie op de opkomst van zowel het Engels als het Afrikaans. Van Rijns werk was daarom niet alleen taalkundig of educatief, maar ook een vorm van cultureel verzet. Hij streed niet alleen voor het Nederlands onderwijs, maar ook tegen het verlies van een cultuurtaal – en voor wat hij beschouwde als “moedertaalrechten”. Zijn visie op het Nederlands als cultureel superieur en zijn wantrouwen jegens het Engels waren niet slechts een persoonlijke ijver; zijn Groot-Nederlandse visie en werk waren ingebed in een Europees cultureel imperialistisch wereldbeeld.

Van Rijns meest typerende, maar ook meest controversiële betoog is zijn boek Het zeer nauwe verband tussen het Afrikaans en het Nederlands (1914). In dit taalkundige betoog betoogt hij dat het Afrikaans geen creoolse of gemengde taal is, maar een puur  vereenvoudigde voortzetting van het gesproken Nederlands. Hij verwerpt de invloeden van het Maleis-Portugees of andere talen en interpreteert de grammaticale en fonologische vereenvoudiging als een teken van continuïteit, niet van degeneratie. Het boek is polemisch van toon, typografisch onorthodox en vol overtuiging – en juist daarom een belangrijk document uit zijn tijd.

Taalkundigen zoals DC Hesseling verwierpen Van Rijns theorieën als ondoorgrondelijk en onwetenschappelijk. Anderen, zoals de schrijver, dichter en invloedrijke tijdschriftredacteur Herman Robbers, prezen de basisstelling van het boek – dat Afrikaans Nederlands is. Van Rijns boek was inderdaad geen academisch werk; zijn stelling dat Afrikaans een vereenvoudigde Nederlandse spreektaal is (later het onderzoeksgebied van GG Kloeke) was geen academische studie, maar een militant pleidooi – met een duidelijke politieke en culturele agenda. Zijn afwijzing van elke bijdrage van slaven of niet-westerse afkomst aan het Afrikaans weerspiegelt de tijdsgeest, maar kan niet los worden gezien van de racistische ondertonen van die tijd. Maar een simplistische afrekening met Van Rijn als een “apartheidsdenker” is al te gemakkelijk, onhistorisch en zijn drijfveer komt voort uit persoonlijk verlies en het idealisme van die tijd.

Van Rijn kreeg nooit erkenning van academische instellingen – zijn verzoek om een masterdiploma op basis van levenslang werk werd afgewezen. Wat Van Rijn uniek maakt, is niet alleen zijn indrukwekkende productie, maar ook zijn positie als spilfiguur: hij hielp docenten Nederlands zich te vestigen, gaf praktisch advies en trad op als bemiddelaar tussen de belangen van het Nederlands en het Afrikaans in het onderwijs. Zijn invloed was breed en zijn nalatenschap heeft zich voortgezet in de talloze leerlingen en lezers die zijn boeken lazen en bestudeerden, ook al is die in de loop van de tijd ingehaald zijn door sociaal-culturele ontwikkelingen. Hij was tegen de officiële erkenning van het Afrikaans, maar ironisch genoeg droeg zijn werk bij aan de versterking van het zelfbewustzijn van het Afrikaans en de uiteindelijke standaardisatie van de taal. Met al zijn tekortkomingen, verdiensten, ideeën en tegenstrijdigheden liet Van Rijn zien, hoe in een tijd waarin taal nog steeds een terrein van strijd, identiteit en macht is, taal, onderwijs en ideologie onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.

Author Biography

GJ (Gerrit) Schutte, Vrije Universiteit Amsterdam

Emeritus hoogleraar Geschiedenis, Vrije Universiteit Amsterdam, Amsterdam, Nederland

Downloads

Published

2025-09-29

Issue

Section

Navorsings- en oorsigartikels